‘Oh. Mantelzorg verleen je? Uhm. Goh… Ja. Uhm. Ik weet alleen niet of…. uhm. Hoe wij hiermee omgaan. Ja eh…en er zijn geen anderen die het kunnen doen? Goh…beetje jammer, want jij zou toch dit en dat oppakken. Uhm. Ik kom er nog op terug.’ Dat was de reactie van een van haar leidinggevenden toen ze kwam vertellen dat zij een tijd de zorg voor haar zieke vader op zich nam. Haar mantelzorg kwam hem slecht uit; vervanging was moeilijk en duur. En flexibel werken was een absolute no go. Later bleek dat de promotie die haar beloofd was ineens naar een collega te gaan – een collega zonder mantelzorg perikelen.
Dit is geen bijzonder verhaal. Meer dan 35 procent van de mantelzorgende werknemers heeft te maken met een bepaalde vorm van discriminatie. En over (gedeeltelijk) verlof om de zorgpieken wat te verlichten, zijn veel werkgevers ook niet wild enthousiast. Wat dat betreft past het goed in het straatje van (kraam)verlof voor niet-bevallende partner of ouderschapsverlof, daar staan de meeste bedrijven ook niet bij te springen.
In eerste instantie lijkt dit best logisch: bazen hebben hun mensen nou eenmaal het liefst op de werkplaats of kantoortuin en niet thuis met een zorgbehoevend familielid. Maar aan de andere kant: het belangeloos zorgen voor een ander is voor veel mensen een belangrijk en betekenisvol deel van hun leven. Waarom levert dat zo’n spanning op tussen werkgevers en werknemers? Waarom is er niet wat meer ruimte voor?
De contradictie tussen kapitaal en zorg
De Amerikaanse filosoof Nancy Fraser zet ons hierover aan het denken. In het artikel Contradictions of capital and care beschrijft ze hoe er aan het begin van het industriële tijdperk een scheiding is ontstaan tussen werk voor geld (productieve arbeid) en zorgwerk (reproductieve arbeid). Dat laatste omvat alles van de zorg voor zieke vrienden en oude familieleden, het baren en opvoeden van kinderen tot het bij elkaar houden van de gemeenschap en overdragen van cultuur.
Historisch gezien is dit altijd voornamelijk vrouwenwerk geweest, aldus Fraser. Onfortuinlijk genoeg hebben kapitalistische en seksistische omstandigheden een enorm loopje genomen met het idee dat vrouwen dit graag voor nop doen, omdat ze van nature zo’n zorgzame aard hebben. De mannen eigenden zich intussen het domein van de productieve arbeid toe en verdienden geld. En geld is macht in een kapitalistisch systeem. Niet gek dat de hele boel al gauw op een punt kwam waarop productieve arbeid veel hoger werd aangeslagen dan reproductieve arbeid. Het eerste telt als ‘echt werk’, het tweede als een vorm van liefde.
Voilà de zorgcrisis
Maar de ironie van het verhaal is: de productieve wereld is volkomen afhankelijk van de reproductieve. Het manifest Feminism 99% waar Fraser aan meewerkte, stelt: de productie van winst kan niet bestaan zonder de productie van mensen. Zonder al die miljoenen mensen die informele zorg geven aan vrienden en familie zou onze economie met piepende banden tot stilstand komen. Zonder baby’s weliswaar geen bevallingsverloven, maar komen werkgevers binnen een generatie zonder arbeidskrachten te zitten. De kinderen van nu voorzien later in onze primaire en secundaire levensbehoeften door ons brood te bakken en onze ziektes te genezen.
Hoewel zorgwerk onder het kapitalisme dus feitelijk onmisbaar is, zien onze werkgevers en overheid het tegelijkertijd als vanzelfsprekend, gratis en onuitputtelijk beschikbaar. Alsof er altijd voldoende nieuwe mensen zullen zijn om te zorgen voor anderen. Als bedrijven echter vastzitten in een economisch systeem dat zo gericht is op winst dat zelfs verlof slechts moeizaam de ruimte krijgt, dan komt het noodzakelijke zorgwerk in de knel. En heb je een zorgcrisis. Het kapitalisme dreigt zijn eigen fundament te kannibaliseren in zijn honger naar geld. De spanning rondom bijvoorbeeld mantelzorg, flexibel werken en verlof is daarmee een symptoom van een crisis in het hart van het kapitalisme. Dit vereist een andere kijk op ‘zorgen voor een ander’. Eentje die verlof niet langer ziet als ‘dan ben je er even tussenuit’, maar als een manier voor een werknemer om binnen het ene soort werk ruimte te maken voor een ander soort werk van even groot belang. Niet een ‘Mantelzorg? Uhm…goh..’, maar een ‘wat fijn dat je dit voor onze samenleving doet’.